Gedenkern
Op 10 mei 1940 was mijn vader jarig (geb. 10-05-1907) en was ikzelf kort daarvoor jarig geweest (geb. 12-04-1938). Allebei hebben we het begin van de Tweede Wereldoorlog dus meegemaakt. Ik onbewust, hij teleurgesteld en boos op de naar Engeland gevluchte koningin, thuisgekomen na mobilisatie in Breezand en capitulatie op Vlieland. Thuis had hij intussen drie dochtertjes en was ik zijn tot dan toe eniggeboren zoon. Er was dus reden voor mijn moeder om zijn verjaardag -en een beetje de mijne- alsnog te vieren, al was het voortaan buitenshuis oorlog. De eerste van de vijf oorlogsjaren was de ellende ervan bij ons thuis nog niet zo groot: agrariërs konden zich beter redden dan stadsmensen. Die kwamen bij ons soms mee-eten en spullen ruilen voor voedsel. In mijn eerste herinneringen zie ik ze met hun handkarren vol ruilspullen over onze dijkweg sukkelen. Ik besefte hun ellende niet. Ik was een levendig en avontuurlijk kind. Maar nu, elk jaar op 4 mei, gedenk ik hen om wat hun verder overkwam.
Herdenken
Op 5 mei 1945, een zaterdag, Bevrijdingsdag, was ik kort ervoor zeven jaar geworden. Er waren intussen een broertje en een zusje bijgekomen. We hadden de oorlog overleefd, dat wel, maar nog niet verwerkt. We vierden feest met versierde fietsen en karren, met rood-wit-blauwe en oranje vlaggen. Ik zelfs twee keer op verschillende plaatsen en dagen: op ons eigen dorp en in dat mijn oma die lege conserveblikjes uitstalde op haar balkon, omwikkeld met oranje crêpe-papier. Op de vroege morgen van de bevrijdingsdag zelf waren mijn vader en moeder vroeg uit hun bed geklopt door mijn oom die bij de ondergrondse was. Zijn “Het is vrede” werd bij ons een gevleugeld woord -vooral als we ruzie hadden- en ik mocht als misdienaar de blijde tijding aan de pastoor overbrengen die bij gebrek aan de weggehaalde kerkklokken mijn boodschap vanaf het priesterkoor aan de kerkgangers meedeelde. Er was de week erna weer school, waar de bovenmeester enige tijd later tijdens het speelkwartier een lege prullenmand gebruikte om ons de sinaasappelen toe te kunnen werpen die hij van de bedeling had ontvangen. Geen tulpenbollen of gaarkeukensoep meer. Ik was een goede vanger.
Mengelberg
Hoe ik er ooit aan kwam, weet ik niet meer, maar op Goede Vrijdag vond ik in mijn CD-verzameling de opname terug van de laatste Mattheüspassion-uitvoering onder leiding van Willem Mengelberg in het Amsterdamse Concertgebouw op Palmzondag 1944. Met o.a. Jo Vincent en Herman Schey. Prachtig! Al was de opnametechniek toen natuurlijk niet zo perfect als tegenwoordig: de klank is onscherp en het zwart-wit en rood-bruin van de foto’s -hoe bewaringswaardig ook- niet van de moderne kwaliteit. Er zit bij de Twee CD’s veel interessante informatie bijgesloten, o.a. een overzicht van de lengteduur van de uitvoeringen in de traditie. De muziek blijft prachtig en de vocale en instrumentale weergave van het hoogste niveau. Maar sommige teksten die Bach verwerkte -niet alle- zijn voor mij van een verouderde theologie en niet goed te verteren. Kortgeleden legde iemand me uit dat ik me in zo’n geval wat meer moet verplaatsen in de tijdgebondenheid van de geschreven geloofsgeschiedenis. Dat geldt ook voor de Bijbel zelf. En Bach zocht zijn beleving waarschijnlijk meer in de muziek dan in sommige delen van de hem voorgelegde (rijm)teksten. O.k., weer wat geleerd.
Nieuwe paus?
Volgens mij hebben we nog nooit zo’n goede paus gehad als Franciscus. Ook ik hield veel van hem en hij hopelijk van mij. Ik miste soms wel wat meer durf op het gebied van de vernieuwing van de leer en de theologie, maar alles vraagt nu eenmaal z’n tijd. Wie weet zal zijn opvolger met behoud van Franciscus’ geestelijke en praktische instelling een weg vinden om menselijkheid te combineren met diepgang, openheid en bescheidenheid.
Hoevinudie?
Hoop is een droom die de wakkere droomt…
(Aristoteles, kalenderblaadje)