In de war – Psalm 103 – HN – J. Robinson – Hoevinudie?

In de war – Psalm 103 – HN – J. Robinson – Hoevinudie?

In de war
We moeten ons in deze dagen wel even flink omschakelen: sommigen van ons zijn ervan in de war. Terwijl we anders begin februari nog volop met schaatsen en eventueel sneeuw en ijs bezig zijn en zeggen dat deze maand eigenlijk de elfstedentochtmaand is, vragen we ons nu af waar we het ’s morgens bij de koffie over moeten hebben, als we oorlog en vluchtelingen even willen vermijden. Bovendien is het komend weekend al carnaval en staat de tuin, waar het gras volop aan het groenen is, vol met sneeuwklokjes zonder sneeuw. Het leven wordt er niet overzichtelijker op! Of begin ik een ouwe zeur te worden?

Psalm 103
Afgelopen woensdag hadden we weer Hebreeuws. We zijn met Exodus, het boek van de Uittocht, bezig en ik begon met een vraag: Hoe kan het dat de Joods Bijbel over het geheim van God meestal wel eerbiedig maar toch ook heel vertrouwelijk en in haast gemoedelijke of gewoon menselijke taal – zonder plechtige abstracta als almachtigheid en oneindigheid – spreekt? Het was even stil -er werd zeker nagedacht!- en toen zei mijn naaste buurman in het gezelschap: lees psalm 103. Na de les (!) zocht ik natuurlijk meteen die psalm op. En inderdaad: ik werd erdoor ontroerd, juist om het niet-abstracte ervan. In het Volzin-tijdschrift las ik die dag toevallig ook over psalm 103: op pag. 54 van het februarinummer 2016 werd de nieuwe vertaling van Gerard Swüste aanbevolen. Zijn uitgave heeft de wonderlijke titel ‘Altijd hetzelfde lied’ en als voorbeeld werd gegeven: ‘De Levende leeft met je mee, is zorgzaam / geduldig en een en al goedheid / hij blijft je niet achtervolgen met verwijten / draagt je niet eeuwig van alles na (Ps. 103). Ik doe het ermee!

HN
Het Historisch Nieuwsblad, waar ik op geabonneerd ben, lees ik meestal met genoegen. Maar nu heb ik me geërgerd. Op blz. 5 van het recente februari-nummer schrijft Herman Pley dat Erasmus ‘de meest geportretteerde leek van zijn tijd’ zou worden. Gelukkig schrijft iemand -kennelijk iemand anders- op de volgende bladzijde in een kort biografisch kadertje dat de grote Desiderius een Nederlandse (sic!) priester, schrijver en humanist was. Er heerst bij sommige calvinistische Hollanders nog altijd het misverstand dat je geen priester én humanist kunt zijn. Erasmus was geen leek maar priester en is dat altijd gebleven. Wel werd hij ontslagen van zijn kloosterverplichtingen en werd hij een ‘wereldgeestelijke’, maar in het Baselse graf ligt (of lag) echt een priester begraven! Pley zal toch wel het verschil kennen tussen een kloosterling en een priester?
Een ander misverstand roept de titel van Erasmus’ eerste bijbeluitgave op: Novum Instrumentum Omne (1516). Niet dat hij Instrumentum beter vond dan Testamentum -daar had hij zijn redenen voor- maar men zou kunnen denken dat het hem alleen ging om een betere Latijnse vertaling dan de Roomse Vulgata die algemeen verspreid was. Naast zijn -volgens hem- betere Latijnse vertaling plaatst hij een Griekse grondtekst die volgens hem ook beter is omdat hij die (in het spoor van Valla) heeft gevonden in nieuwontdekte handschriften uit oude kloosterbibliotheken. Bij het Grieks is hij dus trots op zijn vondsten, bij het Latijn op zijn vertaling. Kijkt u maar eens bij Google!

James Robinson
Ik ben zeer geboeid door het lezen van een m. i. prima boek: Het Jezus-evangelie door James Robinson. Hij laat heel duidelijk zien dat alle evangeliën die over Jezus geschreven zijn de eigen verwerking van de gegevens door de schrijvers in hun tijd en bij hun publiek verraden. Door de verwerkingen in historische volgorde te zetten komt hij bij de oudste twee: de verloren gegane maar reconstrueerbare Q-bron en het Marcus-evangelie. En daaruit probeert hij dan ‘de oorspronkelijke Jezus’ van vóór de verhalen in beeld te krijgen. Hij kan zich vergissen, maar ik ga een eind met hem mee. Want je houdt toch een soort kernboodschap van Jezus over.

Hoevinudie?
In mijn zelfbiografietje bij deze site zette ik als een soort familiespreuk “Tob niet, het komt toch anders”. Inderdaad hing dat gezegde op een mooi bewerkt koperachtig soort vierkantje jarenlang bij ons thuis in de gang. Waar het gebleven is, weet ik niet, maar een remake in steen hangt nu aan de buitenmuur van mijn huis. Laat ik nu van de week ergens lezen dat de oorsprong ervan misschien ligt bij de in Duitsland algemeen bekende humoristische en hilarische spotdichter Wilhelm Busch! Die schijnt er zijn eigen Duitse variant op gemaakt te hebben waarvan de vertaling luidt: ‘Maar zie, gelijk het meestal doet, ’t komt anders uit dan men vermoedt.’