Huygens: Goede Vrijdagh en Paeschen
Op 6 januari jl. gaf ik u in deze rubriek de twee gedichten mee uit ‘Heilighe Daghen’ van Huygens (1645) die bij het begin van het jaar pasten. Hier volgen de twee volgende sonnetten uit die bundel die passen bij de dagen die we nu doormaken: Goede Vrijdag en Pasen. Een beetje aangepast aan onze spelling en ons woordgebruik.
Goede Vrijdagh
Wat deert de Middagh-sonn? Waarom wil zij niet blinken?
Is ’t avond overdag? En nu al volop Maan
Met Sterren daaromheen, die haastig ondergaan?
Gaat gij reeds, half op weg, van’t koele Zeenat drinken?
Neen, neen, ik zie ’t u aan: ghij voelt den moed ontzinken
Bij ’t schandelijk Schavot waar Sions dochters staan
Bezwijmend voor de vrees van ’t heiligh ‘Tis voldaen’
En op den drogen Berg in tranen zich verdrinken.
O God die mij voldoet, vergunt ghij mij een woord?
‘Voldaen’ voldoet mij niet, tenzij ghij mij vermoordt
En losscheurt van mijzelf, verbrijzelt de gewrichten
Van mijn’ verstokte ziel, zodat ze ‘r wederplichten
Gedwee en volgzaam doet en ick mijn hav’ en huis
En lijf en lust en tijd doe hangen aan dit Cruijs.
Paeschen
De Engel is voorbij: de gruwelijke nacht
Der eerstgeborenen is zonder bloed verstreken:
Onz’ deuren zijn ontzien: ze waren al bestreken
Met heilig Paeschen-bloed, dat d’ losgebroken macht
Die Pharao’s geslacht en hem ten onder bracht,
schrikwekkend meestal zelf, verschrikt heeft met dit teken.
Wij zijn aan Rode Zee en slavernij ontweken,
Egypte dook terzij. Is alles nu volbracht?
Is ’t Schip de haven in? Nee, midden in de baren,
De baren van ons bloed, veel hoger dan die Zee.
De Engel komt opnieuw en draagt het vlamzwaard mee:
Weer dreigt er ondergang. Heer, dwing hem weg te varen.
Markeer de deur, ons hart, O Leeuw van Juda’s Stam,
En leer ons eerst bijtijds te schrikken voor een Lam.
Mattheüs-passie
Ik was er niet bij, in Leipzig niet noch in Laren of in het Concertgebouw. Maar gelukkig kon ik op de televisie de hele Mattheüspassie volgen, eerst die van Laren, daarna die van Brava. Wat een machtig werk! Men zegt soms dat Bach alleen aandacht heeft gehad voor het lijden en niet voor de opstanding en dat daarom Händels Halleluia de noodzakelijke aanvulling geeft. Mij viel het op dat er zelfs in Bachs Passion zoveel “vrolijkheid” (Fröhlichkeit) verwerkt zit, dat je je er ook ná Pasen nog door ‘opgeknapt’ kunt voelen. Zijn theologie moge verouderd zijn -dat vind ik ook-, zijn muziek is niet alleen droevig, zodat je er ook door bemoedigd kunt worden.
Co Kuin
In de Goede Week woonde ik in Hoogkarspel de uitvaart bij van een oud-studiegenoot van me: pastor Co Kuin. Jonger dan ik, moest hij er eerder aan geloven. Hij was een dapper en ondernemend man die ‘ruimte had voor velen’. Ik kwam onder de indruk van ‘zijn’ mensen die hem uitgeleide deden. Zowel zijn familie als zijn oud-leerlingen, vrienden en parochianen brachten hem een prachtig verzorgde en tevens welgemeende afscheidsviering. Wat kan een kerkgebouw dan toch een geestelijk rijke en waardevolle inhoud bevatten! Je kon weer eens ervaren dat een (dorps)gemeenschap gelukkig nog vaak een samenbindend levensgevoel in zich draagt. Dat kwam bij Co’s afscheid tot een hoogtepunt.
Jaap Sijm
Een soortgelijke ervaring mocht ik gisteren ervaren in mijn geboorteplaats Onderdijk. Daar werd in de kerk en in het kerkcafé ‘De Welkomst’ het zestigjarig priesterfeest gevierd van pater Jaap Sijm, montfortaan en oud-missionaris van Malavi. Bijna negentig en wel wat verzwakt maar nog steeds geliefd en gewaardeerd door zijn dorpsgenoten, familie en oud-parochianen (zoals ik). Ook daar speelt een soort dorpstrots: dat er uit ons verleden toch maar een aantal voorgangers voor anderen is voortgekomen. Onderdijk heeft negen priesters voortgebracht: vóór de oorlog: Hoek, Van Ammers, Wenners, Laan, Arie Grent en Freek Grent, na de oorlog: Appelman, Sijm en Weel. Ieder terechtgekomen in een heel verschillende eigen setting: deken in Frankrijk, missionaris in Indonesië, professor aan het groot-seminarie Warmond, aalmoezenier in het leger, krijgsgevangene in een Jappenkamp, godsdiensleraar in Den Haag, pastoor in Warmenhuizen, missionaris in Malavi en docent-pastor op Hageveld, Haarlem en Hoorn. Totaal negen. En dan heb ik het nog niet eens over de eerwaarde zusters die soms een voortreffelijke invulling hebben gegeven aan hun ‘geestelijke staat’.
Hoevinudie?
Deze keer twee, om over na te denken:
Theoloog: ‘Leven na de dood interesseert me niet, verrijzenis wel.’
Musicus: ‘Muziek moet je horen’.