Misbruik – Nazomerkermis – Vreemde Verhalen – Wanneer? – Hoevinudie?

Misbruik – Nazomerkermis – Vreemde Verhalen – Wanneer? – Hoevinudie?

Misbruik
De kranten staan er weer vol van: misbruik van kinderen door geestelijken, vooral roomse. Ik vraag me vaak af hoe dat toch gekomen moet zijn. Volgens mij heeft het vooral te maken met de onhoudbaarheid van het verouderde systeem van de verplichte koppeling van priesterschap (en andere vormen van ‘geestelijke staat’) met celibaat. Als je de geschiedenis van het kerkelijke leven (in ‘het westen’) nagaat, zie je dat het idee van het afzien van seksuele beleving voortkwam uit het weg willen zijn uit de wereldse lichamelijkheid om met ‘het hogere’ verbonden te worden. Of dit theologisch gezien gezond is, kun je je al afvragen, maar het algemeen verplichtend koppelen van celibaat aan ‘geestelijken’ getuigt van een soort anti-wereldsheid die in de middeleeuwen uit angstgevoelens en onjuist gefundeerde kerkdiscipline de kop opstak.
Het begon, zegt men, rond het jaar 300 op het Concilie van Elvira (bij Granada) waar de celibaatskoppeling verplicht werd voor de plaatselijke kerken daar. Een eeuw later (400 n. Chr.) maakte paus Siricius er een algemene verordening van. In het verdere verloop van de middeleeuwen bleef de seksuele onthouding een omstreden kwestie, in theorie en praktijk. In 1563 stelde het concilie van Trente haar verplicht, vooral uit kerkdisciplinaire (en financiële) redenen. Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw geprobeerd werd de kerk ‘bij de tijd’ te brengen en de seksuele beleving meer op de relatie dan op de voorplanting werd gericht, kwamen koppeling en verplichting op de helling en raakten veel geestelijken grondig in verwarring. Afschuwelijk genoeg vaak ten koste van wie hun werden toevertrouwd.
Vrijwillig celibaat zal volgens mij alleen zinvol kunnen zijn als het past bij iemands natuur en een bijdrage wordt aan haar/zijn persoonsontwikkeling. Dat valt niet te combineren met het uitleven van frustraties, laat staan met het verknoeien van kinderen.

Nazomerkermis
Gelukkig waren de superwarme zomerdagen van dit jaar voorbij toen de Hoornse kermis begon. Nu ik dit schrijf is het overigens nog geen herfst. Wel dient zich in mijn tuin de aanstaande oogstmaand aan: de appels en de peren zijn met volle kracht aan het ‘aandikken’. Waar ze de energie vandaan halen, is me een raadsel: er moet door zelfs de dunste twijgen een levenslustige drang aan de gang zijn van jewelste. Wat me opvalt is dat de vogels zich uitbundig tegoed doen aan de rijpende peren maar de appels (nog?) met rust laten. Is dat omdat de peren eerder rijp worden of vinden vogels die lekkerder? Ik zal het ze eens vragen.

Vreemde Verhalen
Ik lees op het ogenblijk twee boeken tegelijk. En zonder dat ik dat van tevoren vermoedde, blijken ze elkaar aan te vullen. Het ene gaat over de eigenaardigheid van elk van de vier in het Nieuwe Testament opgenomen evangeliën. Het heet ‘Rode draden in de vier evangeliën’. Van Wim Weren, oud bijbelprof van Tilburg. Een eye-opener! Het andere bevat een overzicht van de voor ons vaak ongeloofwaardige, in de eerste christentijd doorvertelde en later opgeschreven verhalen die niet tot de officiële bijbel werden toegelaten, omdat ze de toets der kerkelijke kritiek niet konden doorstaan. Meestal denk ik bij dit laatste: terecht, maar misschien ben ik zo geïndoctrineerd dat mijn oordeel subjectief is en niet wetenschappelijk verantwoord. Al op het seminarie leerde ik “Quisque judicat prout affectus est” (ieder oordeelt naar zijn vooringenomenheid) en nu ben ik zover dat ik denk: van vreemde verhalen valt toch heel wat te leren! Veel van wat er in de evangeliën staat, komt meer van de evangelist dan van Jezus. En ongeloofwaardige verhalen hebben hebben toch soms hun waarde als je de achtergrond van de verteller kent. 

Wanneer?
De laatste tijd -sinds mijn tachtigste?- ben ik nogal vaak aanwezig bij een uitvaart of afscheidsplechtigheid. Mijn oudste neef (83) is vorige week begraven en enkele dagen geleden een lieve oud-parochiane van 102. Het zal wel komen omdat ik zelf niet meer bij de jongeren hoor, dat ik nu wel eens de vraag naar boven voel komen: wanneer ben ikzelf aan de beurt? De oudsten gaan over het algemeen eerder, maar lang niet altijd als eersten. Stel je voor dat dat wel zo was: van de oudsten af aan. Het zou veel verdriet schelen.

Hoevinudie?
Tienermeisje: Hoe zou het zijn als ik geen moeder had gehad?
Vader: Je hebt mij toch?!