Pasen
Als een soort paasgeschenk kreeg ik geheel onverwachts -tegelijk met goede paaswensen op soms prachtige ‘ansichtkaarten’- een mooi uitgegeven boekje met een fijnzinnige roman. Nu ben ik niet meer zo’n romanlezer en beperk ik me liever tot historische ‘romans’ en biografieën, maar ‘Wat de stenen ons vertellen’ van de Parijse Clara Dupont-Monod over het omgaan met een broertje ‘met beperkingen’ in een Frans gezin boeit me zeer. Het is zo effectief geschreven dat ik er in de Goede Week en de Paasdagen een soort bezinning door opdeed die goed combineerbaar was met de lijdens- en vernieuwingstijd in deze lentedagen. Lezen, denken, voelen en meemaken: zulke literatuur is een verrijking van je horizon.
Joods?
Binnen onze Dante-leesgroep ontspon zich plotseling een gesprek, zeg maar discussie, over de verhouding van het Joods tegenover het Grieks als achtergrondculturen van de bijbelschrijvers. Waren alle auteurs van de Tenach-boeken van het Oude Testament blijvend Joods en die van de Evangeliën en Brieven het Nieuwe Testament eigenlijk eveneens? De door ons met belangstelling gevolgde deskundige Jonas Lendering pleitte onlangs voor een volledige integratie van de eerste zogenaamde ‘christelijke’ schrijvers binnen de variatie van het jodendom, ook al schreven ze in het (koinè-)grieks dat toen -ten koste van het oud-hebreeuws en arameens- de dominante gebruikstaal was geworden. Volgens Lendering werd de Joods-Hebreeuwse cultuur in de tijd van Jezus en de apostelen zo volledig overvleugeld door het hellenisme -misschien al vanaf de Babylonische ballingschap in de zesde eeuw vóór Chr. (dus al vóór de geboorte van Alexander de Grote) dat de Joodse gemeenschap rond Jerusalem allerlei variaties ging vertonen, de een meer grieksgericht dan de ander, maar niet buiten het Judese volkseigen waar ze trouw aan bleven. Het zou, volgens hem, daarom best verantwoord zijn het eenvoudige koiné-grieks van de grieksschrijvende NT-bijbelauteurs op te nemen in het programma van ons ‘klassieke’ gymnasium. Zeker Lucas, Handelingen, Paulus, Johannes en zelfs Augustinus horen daar thuis!
Samen oud
Degene die me met Pasen de bovengenoemde roman stuurde, is een seminariegenoot en later collega van me die net als ik intussen al jaren pensioen geniet. In mijn dankberichtje aan hem heb ik even opgehaald wat er zoals in het verloop van ons leven is voorgevallen aan gemeenschappelijke ervaringen die we in onze eigen omstandigheden moesten verwerken. Ik kwam tot de volgende opsomming: Opheffing seminaries, Tweede Vaticaans Concilie, Tegenwerking bij kerkvernieuwing, Ontzuiling en Ontroomsing, Secularisatie, Theologische individualisering, Corona, Oorlogen, Wij rijken, zij armen, Weg met twintigste eeuwers, Mobiel en computer, Digitalisering enz. Dat is het wel zo’n beetje! Maar gelukkig staat daar tegenover: Contact met vrienden van vroeger, Aandacht en steun van gezins- en familieleden bijzonder als je uit een groot gezin komt, Broers en Buren voor klussen en computer, Zussen voor contact en hartelijkheid, Samen verwerken van verlies door afsterving, Seizoenervaring in de natuur, Muziek en Boeken. Al met al: Hoera voor het leven: dat gaat door, ook als wij het gehad hebben.
April
Vanaf mijn eerste bewustzijnsjaren ben ik steeds best tevreden geweest over de maand waarin mijn geboortedag -en daarna dus mijn verjaardag- viel: april, officieel de Grasmaand maar voor mij de Lentemaand, omdat ik er elke keer in de natuur om me heen door bemoedigd werd dat alles rond mijn verjaring tot bloei en nieuwe levenslust bleek te komen. Ook nu is de beginnende aprilmaand in velerlei opzicht een bemoedigend gegeven voor me geweest: Paasdagen in redelijk goede gezondheid, een prachtige lentetuin om ons huis uitgebarsten in volop kleuren en geuren, een paar zinnige en leerzame boeken op de kop getikt, Mathieu van der Poel en de Ronde van Vlaanderen op de TV, kansen op een nieuw en misschien beter kabinet, een gehoorapparaat dat warempel goed is gaan werken, een beginnend mezenvogelnest in het muurkastje enz. enz. April is wat ik wil.
Hoevinudie?
Drie van Mwah:
a) Begin zomertijd: Ik zet mijn biologische klok alvast een uur vooruit.
b) Gelukkig nieuw ja!
c) Er is een tijd van komen en een tijd van blijven gaan