Velius verschenen – Foreestenhuis – Reünie – K(r)oning – Hoevinudie?

Velius verschenen – Foreestenhuis – Reünie – K(r)oning – Hoevinudie?

Velius’ biografie verschenen
Afgelopen vrijdag, 19 april 2013, was het zover: eindelijk is er een biografie van onze beroemde Hoornse geschiedschrijver, Theodorus Velius (Dirk Seylmaker). Op de feestelijke bijeenkomst in het oude broedersklooster op Het Dal mocht de voorzitter van Oud Hoorn in aanwezigheid van de schrijvers (Piet en Marit Boon, broer en zus) en enkele nazaten van de grote dokter-weesmeester-vroedschapslid-scholarch onder grote belangstelling het boek vrijgeven aan geïnteresseerden, waaronder ik. Omdat ik in de leescommissie zat en er een gedicht van mij in is opgenomen, kreeg ik het gratis. U hebt een exemplaar voor nog geen 25 euro, maar dan hebt u ook een vlot geschreven en keurig uitgegeven boekwerk dat prachtig geïllustreerd is. Zo hoort het: Hoorn houdt zijn grootheden in ere!

Foreestenhuis
Een van de indrukwekkendste gebouwen van Hoorn is Het Foreestenhuis tegenover de Oosterkerk op het Grote Oost. Ik kom er vaak want erin huist de Doopsgezinde-Remonstrantse Gemeente, het kerkgenootschap dat elk jaar weer een prachtige serie volwassenkatechese-bijeenkomsten organiseert waar ik graag aan deelneem. Binnenkort hoop ik er het diner b.g.v. mijn ambtsjubileum te geven. Afgelopen woensdag was ik er om de lezing van Trouw-medewerker Bert Keizer mee te maken over ”Waar blijft de ziel?” (een reactie op Swaab’s ‘Wij zijn ons brein’). Maar het was er zo overvol dat ik samen met een collega onverrichter zake ben huiswaarts gekeerd. Op zich een goed teken: zoveel belangstelling! Ik heb later mensen gesproken die wel een stoel hadden weten te bemachtigen en die waren heel positief. Ik wacht maar even in spanning af wat er in het verslag zal staan dat altijd keurig verzorgd na zo’n avond in het kerkblad verschijnt.

Reünie
Twee keer per jaar komt er een groep oud-klasgenoten van mijn seminarieperiode (als leerling) bij elkaar bij een van ons aan huis. Deze keer was het in Driehuis. We hadden een uitstekende gastheer die niet alleen het culinaire gedeelte maar ook de gespreksleiding perfect in handen had. Wij concentreren ons bij zo’n gelegenheid altijd op een van te voren voorbereid thema. Deze keer was een vroegere klasgenoot die hoogleraar in Leiden geworden is, aan de beurt om ons op gang te brengen. Het ging over de mogelijke verklaring van het feit dat in de eerste vier eeuwen van onze jaartelling de ontwikkeling van het christendom zo’n stormachtige explosie heeft gekend. En hoe het komt dat we ons daar vroeger nauwelijks vragen bij stelden, onbewust van de grote verschillen tussen Joods, Grieks-Hellenistisch en Romeins (Oost-en West-) ‘christendom’. Het was een geestelijk zeer verrijkende middag, ieder van ons was (naar het woord van Horatius)  ’totus in illis’. Volgende keer komen we er op terug.

K(r)oning
Met genoegen zie ik uit naar komende dinsdag: kroningsdag! Niet dat ik zo koningsgezind ben: Ik vind een heleboel -niet alleen het leipe koningslied- heel overdreven. Maar alles wat met geschiedenis te maken heeft -wat niet?- interesseert me. En er is ook nog een andere reden: ik worstel net als veel (oudere?) moderne mensen met het gevoel van al of niet bij-elkaar-horen. Het lijkt wel of -zo voelt het soms- ieder tegenwoordig veel meer zijn/haar eigen gang gaat, los van een soort saamhorigheid. Veel mensen in onze maatschappij willen ‘nergens meer bij horen’. Er is zoveel kritiek -vaak terecht- op van alles en nog wat dat je jezelf er liever buiten houdt, anders krijg jij de volle laag. Ik vind dat een gevaar: het loopt nogal eens uit op eenzaamheid of de-beste-stuurlui-staan-aan-wal. Natuurlijk moet je zélf leven en niet geleefd worden, maar ‘ergens bij horen’ kan en wil ik niet missen. Denken WA en M daar misschien ook zo over?

Hoevinudie?
Mijn Gerarduskalendertje ergert me soms, vooral als het zgn. grappigheid betreft. Maar deze limerick wil ik u niet onthouden: Een slak in Appingedam-Zuid – had een slijmziekte onder zijn huid – wat was het dier blij – toen de dokter hem zei: – U gaat al heel langzaam vooruit!