Westfries
Elk jaar ontvang ik als lid van het Westfries Genootschap het daarbij behorende jaarboek. Bij het lezen daarvan voel ik me steeds weer beter geïnformeerd over de geschiedenis en de taal van mijn geboortegrond. Deze keer wil ik er twee mij aansprekende artikelen uit samenvatten. Het eerste is van taalkundige aard.
Er zijn twee kenmerken die bewijzen dat het Westfries echt een eigen dialect is, verschillend van het Hollands: ten eerste: de uitspraak aan het begin van de woorden die officieel beginnen met sch als sk: skôôl, skoen, skêêl, skôôn enzovoorts. Ook in andere gewesten van het Westgermaans doet zich dit verschijnsel voor (o.a. in het Engels en het Fries) maar hierdoor onderscheidt men zich in ons taalgebied van het algemene Hollands. Ten tweede: het niet gebruiken van een reduplicatie (=voorelement) aan het begin van het voltooid deelwoord: niet gegaan maar gaan, niet gegeten maar eten, enz. Het schijnt dat het gebruik zonder voorvoegsel het oudste is.
Gerardusschool
De dorpsschool van Onderdijk waarop ik mijn eerste leerjaren heb doorgemaakt, viert dit jaar haar eeuwfeest. Ze werd als openbare school opgericht in 1868 maar droeg toen uiteraard nog geen heiligennaam. Die kreeg ze in 1920 toen ze in het Roomse Onderdijk door de verzuiling in een ‘bijzondere’ school werd omgevormd: door de corona moest het eeuwfeest daarvan twee jaar worden uitgesteld. Het eerste schoolgebouw stond aan de Nes op enige afstand van de kerk en dicht bij Wervershoof, zodat de Noordenders langer moesten lopen dan wij, de Zuidenders. In 1953 kwam er een nieuw gebouw, dichterbij de kerk, dus meer in het centrum van het dorp. In 1904 was Gerardus Majella heilig verklaard: die werd zo populair dat kerken en scholen uitbundig naar hem werden genoemd. Toevallig heette mijn opa ook Gerrit: het was in mijn leven dus zoete lieve Gerritje alom. De school heeft nu 116 leerlingen. Ik was er leerling van 1944 tot 1951.
Quizz
Een van de positieve kanten van ouder worden is -zo ervaar ik het tenminste- dat je belangstelling voor spelletjes, quizzen en puzzels groter wordt. In mijn geval is dat zo: elke dag een kruiswoordpuzzel uit de krant, blij dat de quizz van ‘De Slimste Mens’ weer begint en alle aandacht voor tv-sport: voetbal (m/v), tennis en Tour. En de mensen van Twee voor Twaalf, Per seconde Wijzer en Het Mes op Tafel liever niet op vakantie. Toen ik nog bij de parochie werkte, stemde ik in met de collega die vond dat we juist in de vakantietijd het nodige moesten organiseren om de oudere mensen tegemoet te komen.
Skuit
Het tweede artikel uit het WF-jaarboek dat ik hier wil samenvatten, gaat over de Westfriese polderschuiten. Wij noemden ze niet ‘boten’ (behalve de roeiboten die geen knoe’s waren) maar ‘schuiten’ of ‘skuiten’. Rond het jaar 1900 waren de meeste ervan nog van hout, rond 1910 ging men over op ijzeren schuiten. Dat betekende ‘knippen’ in plaats van ‘zagen’, verbinden met deuvels werd klinken met ijzer. Hout drijft, ijzer zinkt. De nieuwe ijzeren schuiten waren in oostelijk Westfriesland anders van model dan die in het Westen: meer platbodems zonder hoge voorkop geschikt voor de sloten in De Streek en daardoor met meer laadruimte, terwijl die in de Vier Noorder Koggen de Grote Vliet moesten trotseren en daarvoor een hoge voorplecht hadden. Als er geld voor was, werd er een motor in de schuit geplaatst, zodat er minder gekloet en gezeild hoefde te worden, maar dat kostte ook wat laadruimte. Eigenaardig was dat in oostelijk Westfriesland er om de motor meestal een houten omkast werd geplaatst, in westelijk WF een stalen. Ik dank deze gegevens aan Dirk Jan Slot uit Broek op Langedijk.
Hoevinudie?
Wat een mooie zomer dit jaar!! Zou moeder Natuur vinden dat we die verdiend hebben?